De aanleiding voor de Q&A over VPL-inhaalpensioen vormt een recente wijziging van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004. Daarin is nu een verwijzing opgenomen naar artikel 129 Pw, dat is het artikel dat regelt wanneer premiekorting of terugstorting van pensioenvermogen is toegestaan. VPL-aanspraken stellen werknemers in staat om pensioen te verkrijgen over verstreken dienstjaren vóór 2006/2007. De financiering van VPL-aanspraken mocht (en mág) worden vooruitgeschoven of uitgesteld, tot uiterlijk 15 jaar na 2007. Dit betekent dat de komende jaren (tot 2023) cruciaal zijn voor de financieringen van VPL-aanspraken.
Vorig jaar deed de rechter uitspraak in de zaak tussen Bedrijfstakpensioenfonds voor het Slagersbedrijf en DNB (JOR 2017/165). DNB wilde voorkomen dat een pensioenfonds VPL-aanspraken financiert door kruissubsidiëring vanuit het pensioenvermogen. De rechter wees het standpunt van DNB af. Met haar nieuwe Q&A wil DNB de gevolgen van deze uitspraak indammen. DNB werkt gedetailleerd uit hoe een pensioenfonds VPL-aanspraken dekkingsgraadneutraal moet omzetten in pensioen. DNB meent dat het pensioenfonds onder meer moet uitgaan van de actuele rentetermijnstructuur. DNB baseert haar Q&A op het gewijzigde Uitvoeringsbesluit. Wij denken dat die wijziging onvoldoende steun geeft aan het standpunt van DNB. De specifieke rekenregels voor de inkoop van VPL-inhaalpensioen staan in de Q&A van DNB.